1e Kerkelijke rechtbank

1e Kerkelijke rechtbank Dora Visser Bisdom Utrecht

Kandidaat-zalige Dora Visser heeft genezing op haar naam
14/09/05, 00:00
Utrecht – Dorothea Visser heeft een ‘medisch onverklaarbare’ genezing op haar naam staan. Tot die conclusie is een kerkelijke rechtbank gekomen die het gemelde wonder op voorspraak van de kandidaat-zalige heeft onderzocht. Dat meldde het aartsbisdom Utrecht gisteren.
De rechtbank, die kardinaal Simonis in maart installeerde, is klaar met haar onderzoek in het kader van een mogelijke zaligverklaring van Dora Visser (1819-1876), wier graf in het Gelderse Olburgen sinds 1965 gelovigen trekt die haar voorspraak inroepen.
Voor een zaligverklaring moet de rooms-katholieke kerk één wonder erkennen dat op voorspraak van de kandidaat-zalige zou zijn geschied. De rechtbank heeft de behandelend geneesheer en medici van buitenaf gehoord over de mogelijk wonderbaarlijke genezing. Twee verzegelde kopieën van het dossier gaan naar het Vaticaan, waar de congregatie voor de heiligverklaringen het proces voortzet.


Behalve een wonder zijn voor de zaligverklaring ook onderzoeken nodig naar Vissers leven en de deugden en naar de mate waarin een verering rondhaar persoon is ontstaan.
Visser, die door een verwonding aan haar rechterbeen nauwelijks kon lopen en leed aan een aandoening aan de urinewegen, leidde een leven van bidden en vasten.
In 1843 zou ze voor het eerst de wondtekens van Jezus (stigmata) hebben ontvangen. Die zouden tot haar dood nog vele malen zijn teruggekeerd.
In haar woonplaats Gendringen en omgeving kreeg Visser nog tijdens haar leven een naam van heiligheid, maar riep ze ook kritische vragen op. Haar huisarts publiceerde in 1844 een brochure waarin hij haar ervaringen verdedigde. Ook haar biechtvader Antonius Kerkhof was overtuigd van haar heiligheid en hield een dagboek bij van de wonderbaarlijke gebeurtenissen in haar leven.
De journalist Bert Kerkhoffs bracht in 1965 met zijn bewerking van Kerkhofs dagboekaantekeningen de verering van Dorothea Visser op gang.
De herdenking van haar honderdste sterfdag in 1976 en een tentoonstelling over haar leven in 1991-1992 leidden tot een nieuwe toeloop van gelovigen naar haar graf.